zondag 22 maart 2009

Over de grens - Het licht is teruggekeerd

"Sharmila zag ik terug in de Vredeskerk van de Evangelische Broedergemeente. Een kerkje van hout, zoals een kind het zou tekenen. Eenvoudig en ontroerend, vooral op dit moment. Het is zaterdagavond, tegen zeven uur: het gouden uur tussen licht en donker. Enkele heldere sterren lichten op. Vrede. Zelfs in Nickerie is het mogelijk, al is het maar één uur per dag.

Sharmila heeft haar handen geheven, op haar gezicht een gelukzalige glimlach, de ogen gesloten in extase. Op zondagochtend wordt er gepreekt en gezwegen, op zaterdagavond daarentegen wordt het christendom uitbundig beleden. In het Engels, Nederlands en natuurlijk Sranantongo. Het is meeslepend.
Na de eerste vijf liederen volgt een preek, dan weer vijf liederen met als climax een bijna uitgeschreeuwd gebed, waarin de voorgangster God oproept om de zonden uit onze harten te wassen...."

Lees hier verder wat onze Fre schrijft in Medisch Contact.

Een man en internationale vrouwendag

Mijn goede vriend Aike publiceerde laatst een goed stuk op zijn blog over de positie van de vrouw in de wereld. Hier te lezen.

Het laatste stuk, een bewerking van het scheppingsverhaal, licht ik er hier even uit!

GENESIS

In den beginne schiep God de hemel en de aarde. De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was in de afgrond, en de Geest Gods zweefde over de wateren.

En God zei: 'er zij licht!' En er was licht. En God zag, dat het goed was. En God noemde het licht dag, en de duisternis nacht. En toen was de eerste dag ook direct voorbij. God was moe, en ging slapen.

De volgende dag schiep God de hemel, en de zee; de bergen, en de rivieren; het strand, en de bossen. En God kreeg de smaak te pakken, en schiep de fjorden, de canyons en de rotswoestijnen. En God zag, dat het goed was.

De derde dag stond God op, en keek naar alle mooie dingen. Ze waren nog wat leeg. En God schiep de vissen in de zee, de vogels in de bomen, en de kriebel- en kronkelbeestjes in het zand. En God zag, dat het goed was.

God werd steeds beter in scheppen, en schiep de paarden en de olifanten, de sabeltandtijgers en de dinosaurussen, de gordeldieren en de tapirs. Als klap op de vuurpijl schiep God de blauwe vinvissen. En God was moe maar voldaan, en de vierde dag was voorbij.

Maar op de vijfde dag voelde God zich een beetje eenzaam. God miste iemand om mee te praten, een vriend. En God schiep de mens, en noemde hem Adam. En de vijfde dag was voorbij, en God ging slapen, maar niet na 'welterusten, Adam' gezegd te hebben. En God dacht, dat het goed was.

Adam bekeek zichzelf in het water. Hij was niet ontevreden met zichzelf. Hij had een mooie volle baard, witte tanden, schone nagels en gespierde armen en benen. 'Ik ben zo mooi,' dacht Adam, 'ik moet wel op God lijken. God heeft mij naar Zijn evenbeeld geschapen.'

En Adam liep rond, en hij zag de kriebel- en kronkelbeestjes in het zand, en de vogels in de bomen. Hij zag de sabeltandtijger en het gordeldier. 'Ik lijk op God,' zei Adam, 'maar jullie niet. Want ik kan praten, maar jullie niet. Dat betekent dat jullie mij moeten gehoorzamen. Ik ben de vervolmaking van de Schepping.' En Adam was heel blij met zichzelf.

Toen voelde hij iets onder zijn voet. Het was een kriebelbeestje, maar nu was het dood, want Adam had erop getrapt. Adam werd boos. 'Waarom loop je in mijn weg!' brulde hij. 'Nu heb je mijn voet, geschapen naar Gods evenbeeld, bezoedeld! Nu zit jouw vieze zwarte lijkje op mijn voetzool!' En Adam ging naar de rivier, om zich te wassen.

Toen hij bij de rivier was, zag hij een vis. Hij pakte de vis in zijn hand. 'Wat doe jij hier in mijn rivier?' vroeg Adam. 'Dit is mijn rivier, God heeft mij de rivier beloofd. En het land heeft hij mij ook beloofd. Dus alle dieren moeten mij gehoorzamen.' Hij at de vis op. En alle dieren werden bang.

God riep Adam. 'Adam, Ik wil met je praten, je begrijpt het niet!' Maar Adam hoorde het niet, want Adam had het te druk met het commanderen van de dieren. God was verdrietig. God had iemand geschapen om mee te praten, maar voelde zich nu nog eenzamer dan eerst. 'Ik heb een fout gemaakt,' dacht God. 'Ik heb de mens het vermogen gegeven te spreken en te denken, maar niet het vermogen te luisteren en lief te hebben. Hoe kan Ik dit goedmaken?'

God dacht na. 'Als Ik nu een tweede mens maak... een mens die wel kan luisteren en liefhebben, en die Adam kan leren hoe dat moet.' En God schiep de tweede mens, en God noemde haar Eva. Ze was nog mooier dan de eerste.

Adam zag Eva. Ze was beeldschoon. Adam ging naar haar toe. 'Ik ben Adam,' zei hij, 'en jij moet mij gehoorzamen, want ik ben naar Gods evenbeeld geschapen.' Eva keek hem aan. Ze lachte. 'Rustig maar,' zei ze. 'Ga maar slapen. De zesde dag is bijna voorbij. Nu is het tijd om te rusten.'

Adam begreep niet wat ze bedoelde. Haar lach maakte hem bang. Wie was dit? 'Wie ben jij?' vroeg hij.

'Ik ben Eva,' zei Eva. ' Ik wil graag je vriendin zijn. Ik wil graag je verhalen horen, als jij de mijne ook wilt horen.' Adam wist niet wat hij moest zeggen. Ze was beeldschoon. Haar ogen leken dwars door hem heen te kijken. Ze had lange haren, en haar lichaam was zoveel ronder en mooier dan het zijne. Plotseling schaamde hij zich voor zijn eigen hoekige lichaam, en voor de haren op zijn gezicht en borstkas. Voor het eerst in zijn leven voelde hij zich lelijk.

'Ga weg!' riep Adam. 'Ik wil je niet zien, ik wil niets met je te maken hebben!' Dat was niet waar: hij wilde niets liever dan bij haar zijn, naar haar kijken, en haar vreemde lichaam voelen. Maar dat durfde hij niet te zeggen. 'Ga weg!' riep hij kwaad. Eva werd bang, en rende weg. Ze moest huilen. Waarom wilde hij niet naar haar verhalen luisteren? Waarom maakte hij haar bang?

God riep ze, maar werd niet verstaan. Adam en Eva hadden het te druk met elkaar om God nog te kunnen horen.

'Hoe is het mogelijk,' dacht Adam, 'dat ze zo op me lijkt, maar toch zo anders is? We hebben allebei twee ogen, een neus, en een mond; we hebben evenveel vingers en evenveel tenen; we hebben allebei een navel. We spreken dezelfde taal, maar toch begrijpen we elkaar niet. Waarom accepteert ze mijn gezag niet? Waarom is ze mooier dan ik!?'

Hij ging naar haar toe. Ze was opgehouden met huilen. Ze had honger gekregen, en had een stuk fruit geplukt dat ze in een boom had zien hangen. Het smaakte heerlijk. Toen Adam zag hoe ze genoot van de hem onbekende vrucht, werd hij razend. Hoe kon zij genieten van iets, dat hij niet kende? Waarom had ze hem niet eerst gevraagd of ze van die boom mocht eten?

'Waarom heb je mij niet gevraagd of je van die boom mocht eten?' riep Adam. 'Dat is niet zomaar een boom, dat is een heilige boom! Die vrucht is verboden om op te eten, dat heeft God mij zelf gezegd!' Eva schrok. Dat wist ze niet. Maar hoe kon iets, dat zo lekker smaakte, dat zoet en zuur was en de dorst leste, verboden zijn? Gunde God hun het goede van de Schepping niet?

'Nu zal God altijd boos op ons blijven,' sprak Adam streng. 'Op ons, en op ons nageslacht. En dat is jouw schuld. Vanaf nu moet je me gehoorzamen, opdat je niet nogmaals zult zondigen. Vanaf nu ben je mijn bezit. Als je weigert, zal ik je doden, als was je een kriebelbeestje. Als je me volgt, zal ik goed voor je zijn. Hoe dan ook, we moeten vluchten, weg van de boom Gods, want God wil ons hier niet meer zien.'

Eva was bang. Ze wilde niet dood. Hij zag er gevaarlijk uit, en sterk. Ze wilde niet vechten. Ze wilde hem leren kennen, ze wilde zien wat er achter die harde ogen schuilging. Misschien, als ze hem volgde, zou ze hem stapje voor stapje kunnen leren luisteren, kunnen leren liefhebben.

'Akkoord, ik ga mee,' zei ze. En Adam en Eva verlieten de plek waar ze elkaar hadden leren kennen, en gingen op de vlucht, op de vlucht voor een kwade God, die ze zich inbeeldden.

En God zag Haar kinderen wegrennen, en moest een traantje wegpinken. Maar God wist, dat ouders hun kinderen los moeten leren laten, en dat kinderen soms de stemmen van hun ouders niet verstaan. En God wist, dat ze niet perfect waren, verre van dat - maar Ze hoopte dat ze zouden leren om elkaar te begrijpen en lief te hebben, en dat ze elkaar niet te veel pijn zouden doen.

En Adam vertelde aan zijn kinderen het verhaal van de heilige boom, en van Eva's schuld, en van de kwade God. Eva sloeg haar ogen neer, en zei niets.

En de kinderen vertelden het verhaal van de boom en de vrucht door aan hun kinderen, en die weer aan hun kinderen, en die weer aan hun kinderen. En niemand wist meer hoe het echt gegaan was.

woensdag 11 maart 2009

Stine Jensen en Anja Meulenbelt op Annie Romein-Verschoor lezing in Leiden

Donderdag 5 maart waren enkele dames van het LDLG bij de Annie Romein-Verschoor lezing. Stine Jensen, wel bekend als frisse derde golf feministe, sprak over beelden van mannelijkheid en vrouwelijkheid die een nieuwe invulling krijgen in onze snel veranderende maatschappij. Een interessant concept, en welbesteed aan Jensen, dat helaas niet volledig tot zijn recht kwam door de tijdslimiet waar zij zich aan moest houden. Haar inzichten over beelden van mannelijkheid kwamen niet aan bod, wat de discussie over de vercommercialisering van het (vrouwen)lichaam juist een verfrissende nieuwe draai had kunnen geven. Het gaat immers niet alleen over vrouwen in de toenemende 'sex sells' ideologie, mannen zijn hier net zo goed bij betrokken als object. Jammer. Nu bleef het verhaal van Jensen steken op het niveau van een goed overzicht van het seksualiseringsdebat. Ondergetekende had graag haar inzichten over de beelden van mannelijkheid gehoord en ook Stine Jensen zelf had dit graag willen bespreken. Lezing Stine Jensen

Meer van waarde bleek de reactie van co-referent Anja Meulenbelt. Kopstuk van de Nederlandse tweede feministische golf en auteur van het boek 'De Schaamte Voorbij' (1976). Haar humoristische en 'recht voor z'n raap' anekdotes over haar belevenissen tijdens de hoogtijdagen van het feminisme in Nederland waren zeer illustratief. Want hoewel seksualiteit nu openlijk mag (of moet?) worden besproken, hebben we nog steeds te maken met dezelfde problemen als in de tijd van La Meulenbelt. De vulva en vagina zijn nog steeds onderwerpen van schaamte en taboe, wat zich in onze hightech samenleving laat vertalen in het snoeien van de schaamlippen en een hysterische hygiënedrang. Of in Meulenbelts eigen woorden: 'Kut ruikt nog steeds niet lekker'.

De discussie met Meulenbelt op de borrel na de lezing was bijzonder. Niet alleen omdat hier contact was met een 'grande dame' uit de geschiedenis van het Nederlandse feminisme, maar ook door haar openhartigheid. Het was een goed voorbeeld van wat er kan gebeuren als verschillende generaties zich kwetsbaar durven opstellen en daadwerkelijk naar elkaar luisteren: het ontstaan van een echt vruchtbare uitwisseling van ervaringen en ideeën.

Dit gesprek heeft Anja Meulenbelt als volgt op haar blog omschreven:

"Ik had het er erg naar mijn zin. Leeftijdsgenoten die naar me toe kwamen, die me herinnerden aan vroeger, die glorietijd van de vrouwenbeweging die de jongeren niet hebben meegemaakt, maar ik stond na afloop ook nog in heftige discussie met een groep veel jongere vrouwen - wat ik leuk vond om te zien dat weliswaar de tijden veranderen, maar dat we over de generaties heen ervaringen en meningen en vragen kunnen uitwisselen."

En zo is het maar net Anja.

Foto door A. Meulenbelt

woensdag 4 maart 2009

Slotgedicht

Ik
ben niet bang
voor wat er zal gebeuren.

Er zullen
witte dieren
door het veld
gaan lopen
en dat
zal alles zijn.

Jan Arends
Lunchpauze gedichten